De auto is voor veel mensen geen luxe, maar noodzaak. En zolang er geen geschikte alternatieven zijn, blijft dit ook zo. Een keerzijde is echter dat geparkeerde auto’s veel ruimte innemen in de openbare ruimte. Om de auto zoveel mogelijk uit de openbare ruimte te weren, schijft de gemeente voor dat bij nieuwe woningprojecten óók parkeerplaatsen moeten worden gebouwd. De gemeente hanteert hiervoor parkeernormen waarin vastgesteld is hoeveel parkeerplaatsen per nieuwe woning moet worden gebouwd. Dit aantal is afhankelijk van de locatie in de stad en de woningwaarde.
Het is belangrijk om hiervoor realistische parkeernormen voor te hanteren. Een te hoge norm resulteert namelijk tot minder woningen op hetzelfde oppervlak, terwijl een te lage norm parkeerproblemen geeft in de openbare ruimte. Om deze realistische parkeernorm te bepalen, heeft de gemeente geïnventariseerd wat het daadwerkelijke autobezit per woning is. Bij de uitkomst is vervolgens 0,3 parkeerplek per woning opgeteld voor bezoekers.
Het CDA staat achter deze methodiek. Het resultaat is een parkeernorm die schommelt tussen 0,6 parkeerplaatsen per woning voor het goedkope segment in het centrum, tot 1,7 parkeerplaatsen per woning voor het dure segment aan de rand van de stad. Hierbij moet de kanttekening gemaakt worden dat nieuwe woningen in parkeervergunningsgebied geen recht hebben op een parkeervergunning. Hierdoor wordt gegarandeerd dat deze woningen gebruik maken van hun eigen parkeerplaatsen en de parkeerdruk in de omgeving niet toeneemt.
Om af te sluiten onderzoekt de gemeente ook de invloed van nieuwe mobiliteitsvormen om nieuwbouwwoningen. Welke invloed heeft een OV-knooppunt op het autobezit? Kan er ook gebruik gemaakt worden van deelauto’s? Hoeveel ruimte moet gereserveerd worden voor fietsen? Komend jaar zal dit onderwerp dus wederom op de agenda staan.